Uitleg onderzoek
De faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen doet sinds april 2018 onderzoek naar armoede bij meerdere generaties in de Veenkoloniën. Er blijkt nog onvoldoende kennis van de mechanismen die specifiek een rol spelen bij generatiearmoede. Wetenschappers weten wel hoe generaties (kinderen, ouders en grootouders) armoede los van elkaar beleven, maar ze weten nog weinig over de generaties in samenhang. Door meer inzicht te krijgen in de beleving van generaties en de gesprekken binnen families over laag inkomen, werk en studie wordt meer duidelijk over de overdracht van armoede.
Kennisclips over het onderzoek naar intergenerationele armoede in de Veenkoloniën
De cijfers
Het onderzoek van de RUG bestaat uit zowel cijfermatig onderzoek (datagericht) als kwalitatief onderzoek waarin wordt gesproken met families over hun ervaringen met een laag inkomen en de interactie in de familie in relatie tot dit onderwerp. Ook wordt er een analyse gedaan van interventies, bijvoorbeeld door hulpverleners, en beleid rond het thema intergenerationele armoede.
Ten eerste brengt het onderzoek de groep mensen met een laag inkomen in de Veenkoloniën in kaart, aan de hand van microdata van het CBS. Met de microdata kunnen individuele jongvolwassenen gekoppeld worden aan hun ouders. De analyse brengt de sociaaleconomische positie van kinderen in verband met de sociaaleconomische positie van de ouders en vergelijkt kenmerken van het gezin met het landelijke beeld.
De mensen
Ten tweede spreken de onderzoekers met gezinnen in de Veenkoloniën. Het doel van interviews met gezinsleden is om meer te weten te komen over de ervaringen van verschillende generaties die het niet breed hebben in de Veenkoloniën. Hoe gezinnen omgaan met een langdurig laag inkomen, of en hoe zij daarover spreken in een familie, en hoe zij naar de plek en het gebied kijken waarin ze wonen.
Tot slot blijkt dat weinig bekend is over de effectiviteit van interventies die zijn gericht op het doorbreken van intergenerationele armoede. Hulpverlenende organisaties hanteren niet allemaal dezelfde aanpak en benadering van het armoedevraagstuk. Professionals kunnen daardoor onderling verschillen in de manier waarop ze interventies uitvoeren en de uitkomsten die ze hopen te bereiken met hun cliënten. Het onderzoek zal we een analyse maken van die verschillende invalshoeken en doelen. Dat biedt inzicht in waar overeenkomsten of botsingen zitten in de interventies op intergenerationele armoede en hoe ze aansluiten bij de families die in armoede leven.
Met het onderzoek hoopt de RUG aanknopingspunten te vinden voor effectiever beleid,
door te leren hoe je de cirkel van armoede beter kunt herkennen en wellicht doorbreken.
Het onderzoek, gefinancierd door de provincies Groningen en Drenthe, zal in oktober 2020 worden afgerond.
Bekijk hier de eerste resultaten van het onderzoek
Sanne Visser
Sociaal geograaf Sanne Visser doet voor de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek naar intergenerationele armoede in de Veenkoloniën. Voor Uit het Moeras houdt ze komend jaar een blog bij over hoe dat gaat en wat ze tegenkomt.
Blog 3: Wij zijn toch al verloren
Vaak bediscussiëren we in dit onderzoek dat er ruimte moet zijn voor de kinderen en de jongeren in armoede om zich beter te ontwikkelen. Meer geld te kunnen verdienen als hun ouders en ook hun grootouders deden.
Het probleem dat in deze discussies wel ontstaat is dat we soms vergeten dat de ouders en grootouders een belangrijke rol hebben te vervullen in het leven van hun (klein)kinderen. Een voorbeeldfunctie. En als we dan laten varen dat we nog iets kunnen doen voor de oudere generaties in deze families, werkt dat rolbevestigend. Wij zijn toch al verloren…
In zowel ons eigen onderzoek als onderzoek van een van onze masterstudenten, zijn de positie van de grootouders en ouders weer prominent aanwezig. Hoe hun leven eruit ziet, is wat de jongeren ook leren over hun leven. Sommige durven, kunnen en willen een ander pad inslaan, maar het loskomen van een achtergrond met armoede vergt ook moed. Want je moet soms loskomen van je familie en van je vertrouwde omgeving.
En als je ouders dan niet de mogelijkheden hebben om hun leven uit armoede weer op te bouwen, omdat zij worden beschouwd als de verloren generatie, dan kan het moeilijker zijn om hoopvol te blijven. Juist ook deze generaties moeten hoopvol kunnen blijven voor zichzelf én voor hun kinderen.
Daarom kan de focus niet alléén liggen op kinderarmoede, maar moet er ook blijvend geïnvesteerd worden in de (soms moeilijke) terugkeer van ouders op de arbeidsmarkt. Want dan hebben kinderen ook een naaste die een mooi voorbeeld kan laten zien.
Blog 2: Arme plekken (?)
Mijn va zei altied: wat ze in een ander gebied van Nederland niet doun willen, dat moet een Drent of een Grunneger maar doun.
In ons onderzoek naar intergenerationele armoede stellen we onszelf en de families de vraag of arm zijn verbonden kan zijn aan een plek. Bovenstaande uitspraak van iemand die we interviewden verbindt de plek aan de kansen die je krijgt in je leven. De ervaring dat een Groninger of Drent de ‘vieze’ klusjes maar moet doen. En dat die overgebleven baantjes worden toebedeeld aan een regio.
Vragen die dan snel opkomen: Hoe kan het gebied waar je woont nou invloed hebben op dat wat je kunt bereiken? Dat zou toch niet moeten mogen? Iedereen moet toch overal gelijke kansen hebben? De gezinnen in het onderzoek laten duidelijk weten dat het gebied echt uitmaakt. Want er zijn weinig voorzieningen, want er zijn andere kansen, want er is het stigma.
Met een onderzoek in de Veenkoloniën leggen we weer de nadruk op hoe de Veenkoloniën een uniek gebied is met een geschiedenis als achtergesteld gebied. Daarmee willen we het stigma niet benadrukken, maar juist meer vertellen over hoe dat stigma kan doorwerken in een familie of misschien juist wel niet. In het onderzoek vinden we terug dat ‘de Veenkoloniën’ voor jongere generaties minder betekenis krijgt, maar dat voor de meeste generaties de plek waar ze wonen nog altid duidelijk verbonden is met weinig kansen over de jaren.
Wat voorbeelden over de rol van regio en plek voor deze families:
Familie A ervaart dat zij van generatie op generatie voorzieningen hebben zien wegtrekken uit het gebied. Zoon 1 verloor zijn baan in de fabriek door faillissement, zoon 2 zag ook zijn werkplek omvallen, en dochter verloor haar baan in de zorg door het wegtrekken van de zorgvoorzieningen. Er was en is te weinig geld in de familie om die verliezen op te vangen. Ook de derde generatie ziet geen werk in de regio en voelt zich niet bij machte om naar een andere plek te trekken.
We weten dat er in dorpen en meer afgelegen gebieden in Nederland steeds minder voorzieningen zijn. Gezinnen met meer geld kunnen makkelijker verhuizen en daardoor sneller een baan vinden. Dit betekent dat er gezinnen achterblijven in het gebied die die kansen niet hebben en ook niet de mogelijkheid hebben om er naartoe te reizen. In de regio kunnen ook winkels wegtrekken of er blijven vooral organisaties over die zich richten op mensen met weinig geld.
Familie B ervaart de rol van de regio en de plek waar ze wonen op een andere manier. Zij voelen dat de straat waarin ze al generaties lang wonen beïnvloedt hoe mensen naar ze kijken. Vooral de tweede generatie kan het moeilijk verkroppen dat ze daar steeds op worden afgerekend. Deze ouder vertelt: Ik heb wel eens gehad dat ik met mijn moeder boodschappen deed en dat iemand zei, maar u komt toch niet uit die straat, u bent toch heel netjes gekleed? Waar slaat dat op? Maar het is hoe mensen bevooroordeeld zijn. En dat denken ze hier ook van heel de regio.
Het beeld van de buitenstaander of diegene met ‘meer macht’ in de regio kan invloed hebben op het in stand houden van armoede. Vaak wordt door deze buitenstaanders een beeld neergezet van een regio (‘gebrek van een plek’), waardoor niet alleen een persoon een stickertje opgeplakt krijgt, maar dat stickertje ook wordt geplakt op de plekken waar zij leven. Dit kan leiden tot discriminatie van werkgevers en invloed hebben op de gezondheid en het geluk van inwoners.
Familie C woont nu buiten de Veenkoloniën, maar heeft er wel meerdere generaties gewoond. Zij ervaren dat er meer kansen zijn op hun nieuwe woonplek, maar missen wel hun oude dorp en de mensen uit de buurt. Waar ze nu wonen voelen ze zich niet thuis: Nou, daar [in de Veenkoloniën] groet iedereen elkaar een beetje en iedereen kent elkaar wat en iedereen heeft wel wat rotzooi in de tuin, prima, en hier is het gewoon vanneh, ze voelen zich beter dan jou.
Bij deze familie zien we dat de geschiedenis van een plek en het gevoel met een plek ook belangrijk zijn bij hoe je je in een buurt of regio voelt. Meer kansen voor de kinderen, betekent niet per se dat je gelukkiger bent. Arme kinderen zijn in een rijkere buurt niet vanzelfsprekend beter af dan arme kinderen in een arme buurt.
Veel mensen die zich bezighouden met hulp voor families in intergenerationele armoede stellen zichzelf en ons de vraag: moeten we dan mensen met verschillende inkomens mengen in een wijk? Zodat mensen een voorbeeld voor elkaar kunnen zijn? Of mensen verplaatsen naar wijken waar het beter is? Of de wijk zelf opknappen en dan ook daar koopwoningen bouwen?
Wetenschappelijk gezien is hier niet één antwoord op. Ingrijpen door mensen bij elkaar te brengen of te verplaatsen levert soms wat op in harde cijfers. De gezondheid van de gezinnen verbetert iets, maar de schoolresultaten van kinderen veranderen weinig. Ook het inkomen verbetert bijna niet. Het geluk of welbevinden van de verschillende generaties verbetert soms, maar niet altijd.
In het programma Opstandelingen van Sophie Hilbrand werd laatst uitgebreid gesproken over het thuisgevoel, dat het thuisgevoel kan worden doorbroken door wijken te mengen. En dat juist dit thuisgevoel in een wijk, buurt of regio mensen kan helpen door een moeilijke situatie te komen.
Daarom is het bij alles wat men doet om een plek of regio te helpen, belangrijk om de mensen te betrekken en hun thuisgevoel niet zomaar overhoop te halen. Meer kansen in de regio zelf, betere vervoersmogelijkheden en meer aandacht voor begeleiding van gezinnen die de kansen zelf niet durven of kunnen opzoeken, blijkt het meest belangrijk.
De gesprekken met gezinnen zijn inmiddels afgerond. Gea en ik hebben de perspectieven van 23 families mogen horen en we analyseren nu alle interviews. Op 10 oktober presenteren we op het congres van de Alliantie van Kracht in Grolloo onze bevindingen.
Blog 1: Familiegeschiedenissen
Aan de start van een nieuw onderzoeksproject hebben mijn grootouders meer dan eens meegedacht over hun eigen ervaringen met het onderwerp waar ik mee bezig was. Sinds kort kan mijn oma dat niet meer. Ze is wat verward. Maar één ding blijft voor haar belangrijk; haar eigen ouders vindt en ziet ze nog in al haar verhalen. Hun invloed is belangrijk.
Door verschillende onderzoeken die ik heb gedaan loopt de interacties tussen grootouders, ouders en kinderen als een rode draad. De andere rode draad is hoe armoede verbonden is met de plek waar mensen wonen. In het onderzoek naar intergenerationele armoede spreken ik en Gea, een ervaringsdeskundige in opleiding, met families. Over hun geschiedenis, relaties in het gezin, hun beleving van armoede en de betekenis daarvan. Ook vragen we gezinsleden hoe zij aankijken tegen de Veenkoloniën en de plek waar zij nu wonen. Maar waarom zijn die familiegeschiedenissen nou zo belangrijk voor het onderzoek? En die gesprekken tussen familieleden? Familiegeschiedenissen geven inzicht in identiteit: Hoe gingen jouw grootouders om met armoede? Sprongen zij op de barricaden, of deden zij alles om rond te komen, zonder dit kenbaar te (durven) maken aan hun kinderen? En hoe en waar spraken zij over werk, over studie? Vaak zien we dat de manier waarop betekenis wordt gegeven aan armoede en hoe ouders hiermee omgaan wordt gedeeld met de kinderen. Daarnaast maakt onderzoek naar familiegeschiedenissen duidelijk wat mensen als hun ‘familie’ ervaren. Dit kunnen ouders en kinderen zijn, maar dit kan ook gelinkt zijn aan de familie in het dorp of een familie van medemensen die ook met een laag inkomen moeten rondkomen. Ten slotte vertellen mensen aan de hand van familiegeschiedenissen ook sneller hoe zij het anders zouden willen doen of wat ze nodig zouden hebben om een familiepatroon te doorbreken. Dus hoe vertellen mensen over hun verleden, en hoe over hun toekomst? Zijn er concurrerende strategieën om een terugkerende situatie van armoede te doorbreken? Of denken gezinsleden daar samen over na? Hoe zijn de rollen verdeeld? We zien dat het verhaal van iedere familie een unieke geschiedenis heeft. Toch zijn er overeenkomsten die ons kunnen helpen te begrijpen waarom bij de een dat moeras vastzuigt en bij de ander niet. Die inzichten zullen we hier blijven delen.
Zo moeten ouders, grootouders en kinderen nadenken of het verdienen van geld voorop staat, of bijvoorbeeld het afmaken van een studie. Ook worden er binnen families ervaringen gedeeld over hulpverlening. Kunnen die je wel helpen? En hoe dan?
Tot en met de zomer spreken Gea en ik met gezinnen die hun verhaal willen delen, en spiegelen we deze verhalen aan hoe beleidsmakers en hulpverleners intergenerationele armoede meenemen in hun beleid en interventies. Daarna zullen we de resultaten van deze gesprekken delen. Vooralsnog doet het onderzoek met familiegeschiedenissen ons beseffen dat meerdere generaties uit een familie betrokken moeten worden om armoede te doorbreken. Want het is moeilijk om het alleen te doen.