Ze duiken alle vijf in elkaar.
Haar vader, haar moeder, haar zusje, haar pleegzusje, zijzelf. Ze zien de vaart waarmee de kinderstoel wordt gelanceerd door de voetjes van haar pleegbroertje.
Cecil Aardema trekt onwillekeurig haar schouders op en knijpt haar ogen dicht. Die val gaat pijn doen. Voor opvangen is het te laat.
Het is 1990. Haar pleegbroertje is net twee jaar oud. Een hummeltje met rood haar. Ze zal nooit vergeten hoe ze hem die eerste dag toen ze uit school kwam in de kamer zag staan. Zo heel erg alleen. Nieuw in een vreemd huis.
Eerst was het een crisisplaatsing. Nu lijkt het erop dat hij hier in huis blijft wonen. Tot vreugde van Cecil. Ze heeft altijd al een broertje willen hebben en ze houdt ervan om te zorgen voor anderen. Als klein meisje was ze altijd al met poppen bezig. Vadertje, moedertje, kindje. Ze wil verpleegster worden.
Haar pleegbroertje klampte zich in die eerste week aan Cecil vast. Van haar vader en moeder wilde hij niets weten. Hij klom bij haar op schoot en luisterde alleen naar haar. Inmiddels laat hij mama ook toe. Voor papa is hij nog steeds bang.
Ze zien hoe zijn hoofdje boven de leuning van de kinderstoel uitsteekt en razendsnel richting de vloer beweegt. Dat hoofdje met die rode haren en die littekens op zijn gezicht staat bij de landing een klap te wachten.
Mama denkt dat die littekens komen door glas. Haar pleegbroertje is thuis mishandeld. Een crisisplaatsing is natuurlijk niet zomaar nodig. Wat er precies met hem is gebeurd weten ze niet. Dat hebben de mensen van pleegzorg er niet bij gezegd. En haar pleegbroertje kan het niet vertellen.
Die eerste weken dachten ze dat hij een verstandelijke handicap had. Hij zei nog helemaal geen woordjes. Na een paar maanden begon hij te praten, maar niet met simpele woordjes als ‘bal’ of ‘poes’. Zijn eerste woord was ‘politieagent’. Vier lettergrepen.
Met zijn verstand is niets mis. Dat hij niet praatte had andere oorzaken. De mishandelingen en de verwaarlozing hebben zijn ontwikkeling geremd, zegt mama. Hij was alleen maar aan het overleven, zijn hersenen hadden geen ruimte voor iets anders.
Haar opa Aardema is lief voor haar broertje. Hij lijkt hem te begrijpen. Volgens mama komt dat omdat opa vroeger zelf is mishandeld. Ze vertelde ook dat papa als kind is geslagen. Papa zegt dat het wel meeviel. Dat hij het er dan ook zelf naar had gemaakt. Brandjes stichten en zo.