Familie Van der Laan

Als verstoppen niet meer werkt

De familie Van der Laan heeft de armoede lang verborgen gehouden. Voor de buitenwereld en voor elkaar. Opa Jan deed stiekem in de schemering klusjes om de schamele uitkering iets aan te vullen. Zijn dochter Heidi verzon van alles voor haar kinderen als ze weer waren afgesloten van water en licht. Kleindochter Fiona verzon smoesjes als ze niet meekon op schoolactiviteiten. Hoe het echt zat, leerde ze pas toen haar moeder besloot dat het genoeg was en begon te vertellen.

Jan van der Laan (1953)

De bel.

Het is 1992. Aan de rand van Nieuwe Pekela loopt Jan van der Laan naar de deur. Door de gang van het huis waar zijn vader ooit zo schamper over deed. Ging hij daar echt zijn vrouw onderbrengen?

Het huis was inderdaad verwaarloosd, maar verblind door de toekomst – zijn vrouw was zwanger van hun eerste – zag Jan dat niet.

En trouwens, zijn vader had maar half gelijk. Het is namelijk ook een fijn huis met een mooi uitzicht en een grote tuin. Inmiddels heeft Jan al veel opgeknapt. In de tuin verbouwt hij zijn groente. Dat komt nu goed van pas.

Die man aan de deur kent hij niet. Hij ziet er officieel uit.

,,Goedendag.’’

,,Goedendag.’’

,,Mijnheer van der Laan?’’

,,Ja.’’

De man is van het GAK. Het Gemeentelijk Administratiekantoor, de instantie waarvan Jan zijn werkloosheidsuitkering krijgt. Tien jaar lang werkte hij bij instrumentenfabriek Enraf Nonius in Veendam. Eerst als magazijnbediende, later als expeditiemedewerker. Dit jaar, in 1992, sloot de fabriek en kwam Jan bij huis.

De man van het GAK heeft een tip gekregen. Jan is gezien bij kennissen in de tuin.

,,Was u daar aan het werk?’’, vraagt de man.

Op zwart bijwerken staan strenge straffen, dat weet Jan. In het ergste geval kunnen ze zijn uitkering stopzetten. En hij schrijft al vier sollicitatiebrieven in de week.

Hij heeft altijd geprobeerd de kinderen zoveel mogelijk buiten de geldproblemen te houden. Al moet moet hij natuurlijk wel eens nee zeggen, bijvoorbeeld tegen zijn dochter Heidi die zo graag wil paardrijden en fotograferen. Verder denkt hij dat ze er niet veel van merken en een normale jeugd hebben.

Heidi is zestien en wil tegenwoordig nergens meer naar luisteren. Vroeger was ze stilletjes, maar als puber werd ze opstandig. Ze loopt altijd in donkere kleren, haar haar is zwart geverfd. Ze knipt gaten in haar broeken – terwijl ze vroeger altijd zo blij was als haar suikertante een keer nieuwe kleren voor haar en haar broertje kocht.

Heidi van der Laan (1978)

,,Zwoegend, klimmend,

stotterend, zwetend, kreunend, steunend en tranen plingend bereikten wij ons doel.’’ Heidi kijkt naar haar klasgenoten, de mensen waarmee ze de afgelopen negen maanden meer deelde dan ze ooit met vrienden of familie deed. Vijf vrouwen, een man. Ze stralen allemaal. Zij ook.

Het is 2014. Vandaag krijgen ze hun diploma. Ze zijn ‘ervaringsdeskundige in generatiearmoede en sociale uitsluiting’. Dat waren ze hun hele leven al, maar nu staat het op papier en kunnen ze er iets mee.

Heidi mag de groep toespreken. Vanzelfsprekend is dat niet. In de opleiding kreeg ze vaak te horen dat ze stil was. Als een spons zoog ze kennis op. Dat ze ook nog haar mening kon geven, en dat daar dan naar geluisterd werd, was ze niet gewend.

‘Survival’, is de titel van haar speech waarin ze probeert uit te leggen hoe het was om deze opleiding te doen.

,,Langs mistbanken, wilde dieren en hun onbekende geluiden ging onze weg over allerlei hindernissen.’’

Heidi is leidster bij de scouting in Pekela – vandaar de survival-metafoor. Ze is 36 jaar oud en moeder van drie kinderen. Nooit had ze gedacht dat de wereld nog open zou gaan.

Niet voor haar.

Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.

Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten,

Ik leverde ’t bewijs van mijn bestaan.

Omdat, door het verleggen van die ene steen,

De stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan.

Hun docent zingt op de diploma-uitreiking. Nooit geweten dat hij gitaar speelde. Heidi kijkt naar haar certificaat. Nu staat het op papier: ‘Heidi, je bent niet de nul die je denkt dat je bent’.

Ze heeft een kans gekregen en volgehouden. Haar werkcoach wees haar op de mogelijkheid om een opleiding tot ervaringsdeskundige te volgen. De gemeenten Pekela en Veendam startten de aanpak Sterk uit Armoede met de stichting Mens en Maatschappij, die de opleiding van de Belgische organisatie De Link naar Nederland haalde.

Elke week ging Heidi twee dagen naar Utrecht voor school. Ze rakelde haar hele levensverhaal op en deelde het met de rest. Het voelde als dagenlang ploeteren door een modderige trappersbaan bij scouting, beschrijft ze tijdens de diploma-uitreiking voor haar klas.

,,En dan bijkomen in een warm bad van herkenning en erkenning’’, zegt ze.

,,Nooit geweten dat dat bestond.’’

Haar oma was een van de weinigen die zag dat Heidi meer in zich had. Oma zag dat ze creatief was, dat ze goed kon tekenen. ,,Daar moet je mee doorgaan’’, zei ze. ,,Blijven oefenen.’’

Die positieve aandacht en stimulans kreeg Heidi niet veel.

Haar ouders ploeterden om rond te komen, deden hun best om eten op tafel te krijgen, schraapten restjes bij elkaar om te zorgen dat de kinderen kleren hadden. Natuurlijk gaf dat stress: was papa weer ontslagen, werden ze afhankelijk van de uitkering, kreeg mama haar buien en nam de spanning toe.

Op school werd Heidi niet gezien. Er waren leraren die haar te kijk zetten omdat ze arm was. Op de middelbare werd ze opstandig en kleedde zich als een punker – want lieve, mooie meisjes zijn kwetsbaar.

Docenten waarschuwden elkaar voor Heidi. In hun ogen was ze lastig. Wat erachter zat zagen ze niet. ,,Kijk uit voor die Van der Laan.’’

Eén lerares was anders. Heidi zal nooit vergeten wat ze zei: ,,Jij kunt meer dan je denkt.’’

Vandaag is de eerste keer dat ze dat kan laten zien.

Studenten van Heidi

De rest van de wereld heeft geen idee hoe het is. Neem nou die vrouw achter het loket van de sociale dienst, bij wie Heidi ooit aanklopte. Zij was op dat moment Heidi’s de laatste hoop.

,,Ik ga eerst op skivakantie’’, zei de vrouw.

,,Kom na volgende week maar terug.’’

Die vrouw achter het loket kwam uit een andere wereld. Een wereld waarin vakanties en skiën heel normaal zijn en je makkelijk een week kunt wachten op je geld omdat er reserves zijn of iemand om op te leunen.

Hoe kon die vrouw weten dat geldgebrek niet het allerergste is van arm zijn? Hoe had ze moeten aanvoelen dat ze Heidi, die zich al zo klein voelde, met die opmerking terug de kelder in schopte?

Met haar diploma heeft Heidi een opdracht gekregen. Zij, de ervaringsdeskundigen in generatiearmoede en sociale uitsluiting, zijn opgeleid om het verschil te overbruggen. Om de twee werelden bij elkaar te brengen.

Samen met professionele hulpverleners, in duo’s, gaan ze de wijken in. Want hulpverleners kunnen veel, maar komen vaak wel uit die andere wereld. Ervaringsdeskundigen begrijpen écht hoe het is en maken beter contact, zo is de gedachte. Zij kunnen helpen om schaamte en wantrouwen te overwinnen en toch hulp te vragen.

Zoals Heidi zelf deed – alleen een jaar of tien te laat.

Fiona van Wattum (2000)

Of ze op televisie willen?

Fiona kijkt haar moeder aan. Ze meent het echt. Televisiemakers van het programma  Brandpunt hebben gevraagd of ze mogen filmen bij hun thuis in Pekela. En of de kinderen dan ook in beeld willen.

Fiona twijfelt. Voor haar moeder Heidi is het belangrijk. Sinds ze is begonnen aan die opleiding voor ervaringsdeskundige in generatiearmoede is mama veranderd. Vroeger zag je aan haar dat ze het moeilijk vond dat ze haar kinderen niet alles kon geven. Dat ze zich schaamde.

Nu is het 2017 en vertelt ze openlijk over hoe het is om arm te zijn en om niet mee te kunnen doen. Ze komt dan zo sterk over dat de buitenwereld denkt dat ze allang uit de problemen is.

Dat is niet waar. Ze betaalt nog steeds schulden af die zij en papa al maakten voordat Fiona was geboren. Pas over een jaar of vijf is ze daarmee klaar.

Fiona kijkt om zich heen. Alle meubels in de kamer hebben ze gekregen van anderen. Een allegaartje. Rare kleuren. Moet dat op televisie? Ze geeft niet veel om spullen, maar met camera’s in haar eigen huis schaamt ze zich toch wel een beetje.

En wat moet ze dan zeggen? Die mensen van Brandpunt willen iets weten over armoede. Fiona heeft zich eigenlijk nooit arm gevoeld.

Brandpunt op eigen kracht: De Veenkoloniën – Fiona vanaf 24:42

De cameraploeg van Brandpunt staat op 14 februari 2017 in de kamer. Fiona, blonde meid van 17, zit naast presentator Henk van der Aa op de bank. Het is een beetje ongemakkelijk, maar het gaat.

,,Spullen stellen voor mij niet veel voor’’, zegt ze voor de camera. ,,Op de basisschool geloofde ik dat dat wel zo was, ook door wat anderen me vertelden. Maar ik heb geleerd, ook door mama’s werk, dat je niet alleen rijk in geld kunt zijn, maar echt in veel meer.’’

Aan de andere kant van de presentator zit haar broertje Simon in zijn witte T-shirt. Hij vertelt dat kinderen wel eens zeggen dat hij arm is. ,,Maar dan denk ik bij mezelf, wij zijn niet arm want we kunnen elke dag eten, hebben elke dag stroom, dus dan noem ik ons niet arm.’’

Hun moeder luistert met een trotse glimlach. Ze zegt niets, maar op haar gezicht zie je altijd precies wat ze denkt.

Op de middelbare school zei Fiona meestal dat ze al andere plannen had. Als er een uitje was dat ze niet kon betalen, als ze werd gevraagd om mee te gaan naar de film, als er een feestje was. Jammer, maar ze had al iets.

Ze vertelde liever ook niet dat haar ouders gescheiden waren. Kinderen met gescheiden ouders waren ‘raar’. Daar wilde ze niet bij horen.

Na de scheiding heeft ze haar vader jaren niet gezien. De baksteen die hij op het hoogtepunt van de ruzies door de ruit gooide was de druppel. In die tijd zakte ze op school af naar het niveau vmbo-kader. Ze kon echt wel beter maar ze had haar hoofd er niet bij.

Fiona moest ook wennen aan het nieuwe huis. Door de schulden haar ouders bij de woningbouwvereniging hadden kon mama niets huren, dus hadden opa en oma Van der Laan een huis voor hen gekocht. Anders hadden ze op straat gestaan. Het nieuwe huis was minder fijn, gelukkig hadden ze geweldige overburen die hielpen met van alles.

Haar moeder had alleen een bijstandsuitkering. En die schulden. Toch ging het financieel beter dan toen ze nog getrouwd was: haar moeder had nu meer controle en overzicht over het geld dat er wel was.

Op scouting raakte Fiona in die tijd haar verlegenheid kwijt. Je kunt je daar niet verstoppen, je moet wel samenwerken en communiceren. Haar moeder was daar als leiding, ze voelden zich er thuis en maakten er allebei vrienden. Het kan Fiona nu niet zoveel meer schelen wat anderen van haar denken.

Als ze aan haar toekomst denkt, ziet Fiona zichzelf wonen in een vrijstaand huisje ergens op het platteland. Een huis dat ze zelf heeft kunnen kiezen, niet gedwongen door een beperkt budget. Ze is er altijd van overtuigd geweest dat haar dat ooit zal lukken.