Familie Snippe

Maken kleren de vrouw?

De Snippes zijn van oorsprong een slagersfamilie. Opa Gerrit slachtte aan huis, want geld voor een eigen zaak was er niet. Die krapte kende ook zijn kleindochter Christien, die groot werd op een woonark tegenover het huis van haar opa en oma in De Krim. Zij is altijd verzot geweest op mooie kleren, maar haar ouders hadden wel wat anders aan hun hoofd. Des te onbegrijpelijker was het voor Christien dat haar eigen dochter Manuela liever een spijkerbroek droeg dan een prinsessenjurkje. Maar ook Manuela had wel iets anders aan haar hoofd.

Gerrit Snippe (1892 – 1977)

De huisslager die zachter was dan hij leek

Slachten zat de familie Snippe in het bloed. Gerrit Snippe, overgrootvader van Manuela, opa van Christien, was huisslager van beroep. Net als zijn zoon Johannes, de vader van Christien, verzorgde hij bij boeren de slacht aan huis.

Gerrit Snippe werd in 1892 geboren in Hollandscheveld, trouwde op in 1914 met Lammina Benjamins, en kreeg met haar tien kinderen: Femmigje, Jan, Klaas, Johannes, Jantje, Jacob, Lammigje, Femmigje, Gerrit en Roelof, waarvan er twee op jonge leeftijd stierven.

Het echtpaar woonde op de Tippe, onder Nieuwlande, in een boerderij. Zijn kleindochter Christien herinnert zich haar opa als een wat nors kijkende man die weinig lachte, maar zachter was dan hij in eerste instantie leek. Het dorp Nieuwlande herbergde in de tweede wereldoorlog tal van ‘duikelaars’. Arnold Douwes, de man die samen met verzetsleider Johannes Post uit Nieuwlande vele Joden hielp onderduiken, vermeldt Gerrit Snippe in zijn dagboek, als hij naar De Tippe gaat om er extra bonkaarten af te leveren.

Krantenknipsel 1964

Christien Snippe (1945)

Mooie kleren zijn een daad van liefde

Oranje was hij. Heel hip. Haar broek. Hij stond haar geweldig, ze was er niet te dik voor, alle meisjes Snippe waren sprietjes. En ze had ‘m helemaal alleen betaald, van haar eerste zelfverdiende geld bij de KLM in Emmen. Ze showde hem aan haar moeder. Haar moeder staarde ernaar. Lang. En zei: ‘Je denkt toch zeker niet dat jij zó de deur uitkomt?’

Christien Snippe is nu 74, maar ze weet het nog als de dag van gisteren. Hoe ze als jong meisje smachtte naar mooie, nieuwe kleren, kleren die onbereikbaar bleven, ver weg achter het glas van de etalages van de winkels in Zuid-Oost Drenthe.

Omdat er geen geld voor was. Haar moeder Albertje – Allie zei iedereen – had wel wat anders aan haar hoofd dan kleren kopen, zij en haar man Johannes moesten acht monden voeden. Christien mocht dan wel het oudste meisje zijn, ze moest niet denken dat ze daarover ook maar iets te zeggen had. En Nederland was zich in de jaren vijftig aan het heroprichten, maar in De Krim merkten ze daar nog niks van. Schrapen was het, en roeien met de riemen die je had.

Toegegeven, dat akkefietje met die lakschoenen was natuurlijk niet in haar voordeel geweest. Drie was ze geweest, toen haar moeder haar twee lakschoentjes had aangetrokken. Prachtig! En zo glimmend! En ze roken zo lekker! Het enige was, dat dat ene schoentje zo klemde. En toen ze langs het water had gelopen, ja, ze weet niet waarom, maar toen lag ineens een van die schoentjes in het water. Per ongeluk.

Die blik van haar moeder zou ze nooit vergeten.

Christien als kleuter
Ouders van Christien Allie en Johannes

Ze hadden het krap. Ook in ruimte, op het schip. Johan en Allie Snippe sliepen in het vooronder, waar ze zelf een bed hadden getimmerd. De kinderen sliepen met z’n allen in het bed in de enige slaapkamer die de woonark bezat. Allemaal op een rijtje: Christien, Miny, Henny, Anny en Femmy. Later, toen ze in een huis op de wal gingen wonen, kwamen er nog drie bij: Gerrit, en de kleine zusjes Magda en Thea. Die laatste twee namen mocht Christien verzinnen, haar ouders wisten zeker niks meer en zo kon je toch een beetje zien dat zij de oudste was.

Er was weinig te doen op de plek waar de boot lag. Er was water. En een pad erlangs. Verder niks. Als je naar school liep, moest je naar de eerstvolgende klapbrug lopen en dan helemaal langs het water weer terug; een beste tippel.

Ze hielp thuis flink mee. Boenen, schrobben, luiers spoelen en elke dag was er wel iets te wassen. Het was een heel gedoe om de lakens tussen de waslijnen op het dek te knopen, gelukkig was ze flink sterk in de polsen.

Naar één moment van de week kon Christien dagenlang verlangen: als ze de Solex hoorde naderen van Riesmeijer met zijn mand vol tweedehandsjes. Hij kwam zowat elke week langs, kiepte dan zijn mand met kledingschatten uit op de vloer van de boot. En zij maar zoeken. Twee of drie cent per kledingstuk kostte het; best veel geld was dat. Soms kreeg haar moeder wat gratis.

Haar vader was heel anders dan haar moeder. Minder bits. Een mooie man. En hij vond zijn oudste dochter ook mooi. Och, die keer dat hij haar meenam naar modewinkel De Zon, waar hij een grijs plissérokje voor haar kocht met een grijze coltrui erbij. Kriebelen dat dat ding deed. Maar dat gaf niks. Onderin het rokje zat een rijgdraad. Die mocht je er niet uithalen, anders waren de plooien weg.

En dan die andere keer dat hij een roze rokje voor haar gekocht, met een kanten bloesje erbij. Je bent een mooi meisje,  had hij tegen haar gezegd, en jij verdient het om er mooi uit te zien.

Haar moeder neep haar mond, toen ze al dat fraais zag. Soms dacht Christien wel eens dat ze jaloers was.

Christien en Manuela

Manuela Gosink (1984)

‘Ik ben Manuela. De moeder van Shakira, Savannah, Djaylano. En van Christiaan’

Het leven is een raadsel. Een ongrijpbaar, niet te begrijpen fenomeen. Wie had kunnen denken dat het cijfer 16 zoveel zou betekenen, en wat heeft een oude schoolmeester uit Steenwijksmoer  te maken met het verhaal van Manuela Gosink?

Dat, zegt Manuela, heeft alles te maken met het lot. Het lot dat haar minder slecht gezind lijkt dan ze altijd dacht.

Manuela is 35, woont in Steenwijksmoer, ze is gescheiden van Bert, haar moeder heet Christien, ze heeft drie kinderen – nee vier. En ze kent de oude schoolmeester alleen van achternaam. ‘Meester Christiaans’; zijn naam staat op het bordje op de hoek van haar straat. Zijn naam was de reden dat Manuela hier wilde wonen met haar kinderen. Hier, en nergens anders, in dit eengezinshuis met tuin, aan de meester Christiaansstraat in Steenwijksmoer. Het moest zo zijn.

Manuela in prinsessenjurk
jonge Manuela in het veen

Had iemand als meester Harm Christiaans haar kunnen helpen? Hij was geboren in 1890, dus hij kan niet meer in leven zijn. Hij was onderwijzer, eerst in Vlagtwedde, toen in Coevorden en in 1934 kwam hij naar Steenwijksmoer als hoofd van de openbare lagere school. Het was midden in de crisisjaren, de overheid wilde ook toen al de kleine scholen sluiten en in Steenwijksmoer was net een hele grote katholieke school gebouwd die het merendeel van de kinderen naar zich toetrok. Meester Christiaans vocht voor het voortbestaan van de kleine school. Hij nam pas in 1959 afscheid- bijna 70 was hij toen. Hij moet een toegewijd onderwijzer zijn geweest. Zou hij oog hebben gehad voor schuwe, bange meisjes als Manuela?

Dat ze bij haar vader ging wonen, was een stap in de goede richting, al was het in het begin wennen; ze had hem zo lang niet gezien. Maar haar vader, merkte ze, was een man van zijn woord. Hij was een kalme, enigszins terughoudende man. Zijn rust bracht haar vertrouwen.

Op haar veertiende leerde ze Bert de Haan kennen; de orgelleraar van haar moeder. Hij werd haar grote kameraad – hun relatie een veilige haven waarin ze kon schuilen.

Op haar zeventiende was ze in verwachting. De baby had 30 weken in haar buik gezeten en wilde eruit voordat het zijn tijd was. Hij heeft 50 procent dat hij het haalt, zeiden ze in het ziekenhuis in Zwolle. Hij gleed zo de wereld in, te klein voor dit leven. Zijn oma Christien waste hem met Zwitsal, de verpleegster deed hem mooie kleertjes aan en gaf hem aan zijn vader en moeder.

Ze noemden hem Christiaan. Hij leefde drieënhalf uur. Het was 16 juli 2002.

Hij werd begraven in Nieuw Amsterdam, waar ook Manuela’s te jong overleden broertje Johnny ligt, en het overleden kindje van haar zus. ‘Christiaan de Haan’ staat op zijn grafsteen. Daaronder ‘pappa en  mamma’. Raar, vindt Manuela dat onpersoonlijke pappa en mamma. Net alsof ze zijn moeder niet is.

Je bent nog zo jong, zeiden sommige mensen tegen haar, je kunt nog zoveel kinderen krijgen. En dat gebeurde ook, in de jaren die volgden kreeg ze haar dochters Shakira, Savannah en haar zoon Djaylano. Maar over Christiaan sprak ze niet. Waarom? Om niet toe te geven aan  haar verdriet? Om hem te beschermen? Of haarzelf?

Raadselen.

Manuela met zoon Djaylano
Portret dat Manuela tekende van haar vader

Sinds ze met haar drie kinderen in haar nieuwe straat woont met de naam van haar overleden zoon, voelt ze zich langzaamaan de moeder worden die ze wil zijn. Ze schrijft, speelt gitaar, dolt met haar kinderen. Aan de muur van haar kamer hangt een potloodtekening die ze van haar vader maakte.

Het leven lijkt een aaneenschakeling van verwijzingen te zijn geworden met het cijfer 16 als middelpunt. Laatst liep Manuela door de straat. Ze zag bij de buren een bordje hangen, onder hun achternaam, waarop een datum was gegraveerd. 16-7: Christiaans geboortedatum.

Haar zoontje Djaylano stopte voor zijn geboorte met bewegen in haar buik. Het was 16 juli. Ze nam motorrijles, moest een test doen om erachter te komen hoeveel lessen ze nodig zou hebben: 16 uur. Ze kocht een auto. Op het achterraam stond 16 Valve. Ze moest onlangs voor onderzoek naar het ziekenhuis. Haar kamernummer was 216. Haar moeder Christien is jarig in december. Op de 16e.

Zestien, zestien… Waarom?

Het leven is een raadsel, een mooi raadsel.

Vaak denkt ze dat een reden is voor dit alles. Dat het cijfer haar iets wil vertellen. Dat dingen soms te toevallig zijn om toevallig te zijn, dat er meer is tussen hemel en aarde en dat dat goed is. Dat er hoop is.

Zo trekt Manuela Gosink zichzelf aan de haren het moeras uit. Omhoog, omhoog.

En ze komt er.

16